[1]
Zijn liefde zocht mij teder,
Hij riep mij dag en nacht;
Hij vond en trok mij weder,
Uit 's duivels zondemacht.
Hij legde m' op Zijn schouders neer,
En bracht mij tot de kudde weer.
[chorus]
Ja, Zijn liefde zocht mij,
En Zijn bloed, dat kocht mij:
Door genade ben 'k een kind van God. (bis)
[2]
Hij reinigde mijn wonden,
Hij stilde al mijn pijn,
Zodat nu al mijn zonden,
Door Hem gewassen zijn.
'k Heb vreed' en blijdschap in mijn hart.
Want Jezus droeg voor mij de smart.
[chorus]
Ja, Zijn liefde zocht mij,
En Zijn bloed, dat kocht mij:
Door genade ben 'k een kind van God. (bis)
[3]
Om voor mijn schuld te boeten,
Verdroeg Hij smaad en hoon,
Verwond aan hand en voeten,
Op 't hoofd een doornenkroon;
En Hij, Die mij het leven gaf,
Droeg ook voor mij der zonde straf.
[chorus]
Ja, Zijn liefde zocht mij,
En Zijn bloed, dat kocht mij:
Door genade ben 'k een kind van God. (bis)
[4]
Nu is Hij weer verrezen,
En zit aan 's Vaders zij;
Zijn Naam zij lof geprezen,
Daar bidt Hij thans voor mij.
Vanwaar nog steeds de kracht van 't bloed,
Mij voor des satans macht behoedt.
[chorus]
Ja, Zijn liefde zocht mij,
En Zijn bloed, dat kocht mij:
Door genade ben 'k een kind van God. (bis