[1]
Van harte zing ik God,
de redder uit mijn lot.
Ik juich om grote daden!
Ik voel mij nietig klein,
maar bij Hem mag ik zijn
ontvanger van genade.
[2]
Barmhartig is de Heer.
Zo zeg ik keer op keer:
God deed mij grootse dingen.
Daarom zal men voortaan
mij prijzen in Gods naam
en mijn geluk bezingen.
[3]
God heeft zijn kracht getoond,
hoogmoedigen onttroond;
hun plannen zijn verijdeld.
Wie hongert geeft Hij brood,
wie klein is maakt Hij groot,
wie meer wil wordt gebreideld.
[4]
Hij schoot te hulp zijn knecht
en heeft het pleit beslecht
door goedheid te bewijzen.
God doet zijn woord gestand.
Hij schenkt met milde hand
voor eeuwig gunstbewijzen.