[1]
Als wij eens al te samen daar boven,
Aan de oever der zee van kristal,
Met de zaal'gen en Eng'len Hem loven,
Vreugde heerst dan in 't ganse heelal.
[chorus]
Ontelbaar als het zand onzer stranden; (bis)
O, welk een vreugde daar,
Bij die ontelb're schaar,
Ontelbaar als het zand onzer stranden.
[2]
Als wij Jacob daar zien met zijn kind'ren,
Nu niet meer als een vreemd'ling op reis;
Als geen zorgen of leed ons meer hind'ren,
Welk een vreugd in het hemelpaleis!
[chorus]
Ontelbaar als het zand onzer stranden; (bis)
O, welk een vreugde daar,
Bij die ontelb're schaar,
Ontelbaar als het zand onzer stranden.
[3]
Als wij staan bij de levende stromen,
Als wij eten de vrucht van de boom,
En daar horen 't gezang van de vromen,
Zal 't ons dikwijls nog zijn als een droom.
[chorus]
Ontelbaar als het zand onzer stranden; (bis)
O, welk een vreugde daar,
Bij die ontelb're schaar,
Ontelbaar als het zand onzer stranden.
[4]
Maar het schoonste, wat wij daar ontmoeten,
Zal toch zijn, als wij Jezus daar zien,
En wij Hem daar als Koning begroeten,
Hem, als 't Lam, onze hulde daar biên.
[chorus]
Ontelbaar als het zand onzer stranden; (bis)
O, welk een vreugde daar,
Bij die ontelb're schaar,
Ontelbaar als het zand onzer stranden