[1]
Al was des hemels gloed geblust
en zweeg der eng'len stem,
het liet de herders niet met rust
in 't veld van Bethlehem;
zij zochten in de donk're nacht
het kind, al eeuwen door verwacht:
Gods eigen Zoon, halleluja,
geschonken uit genâ!
[2]
O, wonder! In de kribbe lag,
zeer arm'lijk op het stro,
het Kind, waar David reeds op zag,
en meer dan Salomo.
Toen hebben zij met blijde mond
de komst van 't Kind alom verkond:
Gods eigen Zoon, halleluja,
geschonken uit genâ!
[3]
En waar die blijde boodschap kwam,
daar trof zij elks gemoed.
De vrome, die hun woord vernam,
deê 't aan de ziele goed.
Want wie God zelf dat leert verstaan,
die neemt Hem heilbegerig aan:
Gods eigen Zoon, halleluja,
geschonken uit genâ!