[1]
O, liefde Gods, oneindig groot,
Ver boven ons verstand.
Die zondaars weer een weg ontsloot,
Naar 't hemels Vaderland!
Daartoe zond God van 's hemels troon,
Tot 's mensen heil Zijn een'ge Zoon.
Ja! amen, ja! Op Golgotha,
Vond 't mensdom weer gena.
[chorus]
O, welk een vreugde, vreugde, vreugde;
O, welk een vreugde, een kind van God te zijn.
Welzalig die zich is bewust,
Dat Jezus vrede geeft en rust.
Halleluja! Halleluja!
Prijst God voor Zijn genâ.
[2]
De Heiland Zelf heeft ons geleerd,
Dat d' eng'len zijn verblijd,
Als één der zondaars zich bekeert,
Tot 's Vaders heerlijkheid.
Zingt daarom blij met d' eng'len saâm,
De lof en eer van Jezus' naam;
Zingt altijd meer, Zijn naam ter eer,
Prijst Jezus, onze Heer!
[chorus]
O, welk een vreugde, vreugde, vreugde;
O, welk een vreugde, een kind van God te zijn.
Welzalig die zich is bewust,
Dat Jezus vrede geeft en rust.
Halleluja! Halleluja!
Prijst God voor Zijn genâ.
[3]
Wij prijzen tot in 's hemels sfeer,
Het Lam, dat voor ons stierf;
Daar leggen w' onze kronen neer,
Voor Hem, die z' ons verwierf.
Dan klinkt met harp en cymbelklank,
Der zaal'gen lof en blijde dank:
Halleluja! Halleluja!
Prijst God voor Zijn genâ.
[chorus]
O, welk een vreugde, vreugde, vreugde;
O, welk een vreugde, een kind van God te zijn.
Welzalig die zich is bewust,
Dat Jezus vrede geeft en rust.
Halleluja! Halleluja!
Prijst God voor Zijn genâ