(576) Uw schepping, Heer, is godd'lijk schoon
[1]
Uw schepping, Heer, is Godd'lijk schoon,
Vol levenskracht en majesteit;
Maar Uw genâ en gunstbetoon
Zijn groter nog in heerlijkheid. (bis)
[chorus]
Wie heeft de zondaar lief als Gij,
Wie geeft genâ, zo rijk en vrij? (bis)
[2]
Uw wonderwerk is groot in mij,
'k Was diep bedorven van gemoed;
Doch Uwe liefde kocht mij vrij
Mijn schuld is onder Jezus' bloed. (bis)
[chorus]
Wie heeft de zondaar lief als Gij,
Wie geeft genâ, zo rijk en vrij? (bis)
[3]
O, dat deez' boodschap van genâ
Vol reddingskracht en zaligheid,
Weldra door heel de wereld ga,
Vermeldend Zijne heerlijkheid. (bis)
[chorus]
Wie heeft de zondaar lief als Gij,
Wie geeft genâ, zo rijk en vrij? (bis