[1]
Dierb're Heer Jezus, wat toeft Gij zo lange?
Kom toch, mij wordt hier op aarde zo bange,
Voer mij uit droevige smart en geween,
Naar de gewesten der zaligen heen.
Kom toch, Heer Jezus, wat toeft Gij zo lange?
Wat toeft Gij zo lange?
Kom toch, mij wordt hier op aarde zo bange,
zo bange!
[2]
't Is alles ijdel, wat hier op deez' aarde
Moeilijk en pijnlijk onz' arbeid vergaarde;
Of ik ook al wat begeerlijk is, won,
Alles verdwijnt als de sneeuw voor de zon!
Daarom, Heer Jezus, wat toeft Gij zo lange?
Wat toeft Gij zo lange?
Kom toch, mij wordt hier op aarde zo bange,
zo bange!
[3]
Ziele, bereid u, de heerlijkheid nadert!
Jezus, de Herder, Zijn schapen vergadert;
Wacht Hem, Hij komt, houd naar 't eeuwige licht
Smachtend, verlangend, uw ogen gericht.
Kom toch, Heer Jezus, wat toeft Gij zo lange?
Wat toeft Gij zo lange?
Kom toch, mij wordt hier op aarde zo bange,
zo bange!