[1]
Loof, loof, Jehova o mijne ziele!
'k wil Hem loven tot de dood;
Zo lang 'k op aarde nog nederkniele,
prijs ik Zijn goedheid, maatloos groot.
Die alles ons gegeven heeft,
die prijst en looft ook al wat leeft.
Halleluja halleluja.
[2]
Hij schenkt aan blinden
het licht der ogen,
richt neergeboog'nen op uit 't stof;
Hij helpt verslaag'nen uit mededogen,
vervult hun hart met prijs en lof.
Satans gebond'nen maakt Hij vrij,
zielen, die treuren, maakt Hij blij.
Halleluja halleluja!
[3]
Roemt dan,
gij Christ'nen roemt de Here,
Hem, die zo grote wond'ren doet.
Alles, wat adem heeft, geev' Hem ere,
en prijz' de Heer, zo groot als goed.
Gij kind'ren Gods, looft gij het meest
Vader en Zoon en Heil'ge Geest.
Halleluja halleluja!