(632) Mijn voet was moe van 't dolen
Overgenomen met toestemming van het Leger des Heils
[1]
Mijn voet was moe van 't dolen
Op zelf gekozen paân;
Mijn harte ziek van 't jagen
Naar dingen, die vergaan.
Mijn oog was moe van 't staren
Op glans, die ras verdween,
Tot Jezus met Zijn licht en heil
Mijn hart en weg bescheen.
[chorus]
't Is alles voorbij, 't Is alles voorbij,
Hij gedenkt mijner zonde niet meer,
Vergeven zijn zij
Door Zijn liefde, zo vrij!
Neen, de Heiland verwijt nimmermeer.
[2]
De winter van mijn harte,
Dank God, hij is voorbij!
En uit der zonde banden
Rukte Zijn hand mij vrij.
De levenszon van 't kruishout
Bracht lente in mijn hart;
De nevel vlood, en warmt' en vreugd
Dreef kilheid weg en smart.
[chorus]
't Is alles voorbij, 't Is alles voorbij,
Hij gedenkt mijner zonde niet meer,
Vergeven zijn zij
Door Zijn liefde, zo vrij!
Neen, de Heiland verwijt nimmermeer.
[3]
O gij, die zonder anker
Nog drijft op 's levens zee,
Nog onvoldaan van harte,
Steeds zoekende naar vreê,
Tot u is 't woord des Heren
Vol tederheid gericht:
"Zo gij Mij zoekt met heel uw hart,
Rijst ook voor u het licht."
[chorus]
't Is alles voorbij, 't Is alles voorbij,
Hij gedenkt mijner zonde niet meer,
Vergeven zijn zij
Door Zijn liefde, zo vrij!
Neen, de Heiland verwijt nimmermeer