[1]
O, waar zijn de maaiers, bezield met vuur,
Die schoven verzaam'len voor 's hemels schuur;
Met sikkels der waarheid naar 't oogstveld gaan,
Niet rusten voor 't werken is afgedaan?
[chorus]
Waar zijn de maaiers, o, wie wil gaan,
En straks in de glorie van zijn Meester staan?
O, wie wil helpen in 't laatste uur,
Om schoven te zaam'len voor 's hemels schuur?
[2]
Ga uit op de wegen, op berg en dal,
Misschien vindt ge tarwe, zoek overal;
Zie naarstig in 't rond met ontfermend oog,
Vergader het alles voor 't huis omhoog.
[chorus]
Waar zijn de maaiers, o, wie wil gaan,
En straks in de glorie van zijn Meester staan?
O, wie wil helpen in 't laatste uur,
Om schoven te zaam'len voor 's hemels schuur?
[3]
De velden zijn wit en de oogst is groot.
Doe wat gij kunt doen in die grote nood;
De maaiers zijn weinig; het werk zoveel,
En veel gaat verloren, kom, doe uw deel!
[chorus]
Waar zijn de maaiers, o, wie wil gaan,
En straks in de glorie van zijn Meester staan?
O, wie wil helpen in 't laatste uur,
Om schoven te zaam'len voor 's hemels schuur?
[4]
Kom, neem dan de sikkel, wil spoedig gaan,
Verzamel het kostbare gouden graan.
O, zwoeg tot het uur van Zijn komen slaat,
En gij in de vreugde uws Heren gaat.
[chorus]
Waar zijn de maaiers, o, wie wil gaan,
En straks in de glorie van zijn Meester staan?
O, wie wil helpen in 't laatste uur,
Om schoven te zaam'len voor 's hemels schuur