[1]
Laat m' in U blijven, groeien, bloeien,
o Heiland, Die de wijnstok zijt!
Uw kracht moet in mij overvloeien
of 'k ben een wis verderf gewijd.
Doorstroom, beziel en zegen mij,
opdat ik waarlijk vruchtbaar zij!
[2]
Ik kan mijzelf geen wasdom geven:
niets kan ik zonder U, o Heer!
In Uw gemeenschap kiemt er leven
en levensvolheid meer en meer!
Uw Geest moet in mij uitgestort:
de rank die U ontvalt, verdort.
[3]
Neen, Heer, ik wil van U niet
scheiden,
'k blijf d' Uw' altijd, blijf Gij de mijn'!
Uw liefde moet alom mij leiden,
Uw leven moet mijn leven zijn,
Uw licht moet schijnen in mijn huis
bij kruis naar kracht en kracht naar kruis.
[4]
Dan blijft mijn ziel voor U gewonnen,
dan wint mijn ziel door U in kracht!
Het werk in need'righeid begonnen,
wordt dan in heerlijkheid volbracht!
Wat in de winds'len sliep, ontbot,
en komt in 't licht en rijpt voor God.