(677) Kloppend, kloppend! Wie is daar?
[1]
Kloppend, kloppend! Wie is daar?
Wachtend, wachtend, Wonderbaar,
't Is een Pelgrim, vreemd en vorst'lijk,
Als op aarde nooit verscheen;
O, ontsluit voor Hem nu 't harte,
O, zend Hem niet weig'rend heen!
[chorus]
O, ontsluit voor Hem nu 't harte,
O, zend Hem niet weig'rend heen.
[2]
Kloppend, kloppend! Hij staat daar,
Wachtend, wakend, vreemd voorwaar,
Maar de deur is toegesloten,
Door de dist'len dicht begroeid,
En de grend'len onbeweeglijk,
Door de klimop vastgeboeid.
[chorus]
O, ontsluit voor Hem nu 't harte,
O, zend Hem niet weig'rend heen.
[3]
Kloppend, kloppend! hoe! steeds daar?
Wakend, wachtend, o, 't is waar!
De doorboorde hand blijft kloppen.
En in 't wreedgekroond gelaat,
Stralen de ogen zacht en teder,
Van uw Heer, Die wachtend staat.
[chorus]
O, ontsluit voor Hem nu 't harte,
O, zend Hem niet weig'rend heen