[1]
Ik ben 't niet waardig, heilig God!
Dat Gij U wendt tot mij!
Spreek slechts één woord, één lief'lijk woord,
En 'k ben van zonden vrij!
[2]
Ik ben 't niet waardig! in mijn ziel,
Die koud is, naakt, doorwond,
Zoudt Gij Uw intrek nemen, Heer?
Spreek slechts en 'k ben gezond!
[3]
Ik ben 't niet waardig! Toch mijn God,
U weig'ren kan ik niet,
Daar immer mij Uw vlees en bloed
Een dure losprijs biedt?
[4]
O, voed in dit zoet morgenuur
Mij met Uw Godd'lijk Brood,
En vul met al Uw liefd' en macht,
Mijn hart, zo slecht, zo snood!