[1]
De herders in de velden,
zij zaten bij hun vuur.
De schapen, die zij telden,
zij waakten op dit uur.
[chorus]
Opeens werd vernomen
een lied zo wonderblij,
dat Jezus was gekomen,
de vrede is nabij.
[2]
De sterren hoog verheven,
zij staarden in de nacht.
In Juda bleek geschreven,
dat Jezus werd verwacht.
[3]
De wijzen uit het Oosten
met goud en edelsteen.
Een ster kon hen vertroosten
en wees de weg erheen.