[1]
Mijn ziel bezingt de luister
Van 't werk door God verricht;
Zijn hand trok mij uit 't duister,
En plaatste mij in 't licht!
Het werk aan mij geschied,
Doorgrondt mijn peinzen niet;
'k Neem daarom 's Heren daan
Maar onbegrepen aan.
[2]
De schuld van mijn verleden
Is onder Jezus' bloed.
Dat schenkt m' een zalig heden
En maakt mijn toekomst goed.
Want, schoon ik 't niet verdien,
'k Zal zelfs de dood niet zien;
Hij neemt m' aan 't eind der reis
Tot zich in 't Paradijs.
[3]
Mijn ziel mag zich verblijden
Schoon 't leven zorgen baart;
De Heer schenkt ook in lijden
Een hemel hier op aard'.
Ik weet: al wat God doet,
't Werkt mede mij ten goed;
Zelfs 't kwade werkt nog mee
Tot dieper zielevreê.