(749) Zalig hij, die 't hoogste goed
[1]
Zalig hij, die 't hoogste goed
In zijn Heiland heeft gevonden;
Die, verzoend door Jezus' bloed,
Zich verlost weet van zijn zonden.
Hoger blijdschap is er niet;
Halleluja, heel zijn leven wordt een lied.
[2]
Zalig hij, die daag'lijks vraagt:
Leer mij naar Uw wil te hand'len;
Die slechts doet wat God behaagt,
In zijn spreken, denken, wand'len.
Hoger blijdschap is er niet;
Halleluja, Hem te volgen wordt een lied.
[3]
Zalig hij, die Hem belijdt,
Die van Jezus durft getuigen;
Aan Zijn dienst zijn leven wijdt;
And'ren ook voor Hem leert buigen.
Hoger blijdschap is er niet;
Halleluja, Hem te dienen wordt een lied.
[4]
Zalig, die tot Jezus vlood;
Hij heeft in de grootste smarte;
Zelfs bij 't naad'ren van de dood
Rust en blijdschap voor zijn harte.
Hoger blijdschap is er niet;
Halleluja, zelfs het sterven wordt een lied.
[5]
Zalig hij, die Hem verwacht,
Om Gods kind'ren thuis te halen.
Die Zijn Bruid, uit d' aardse nacht,
Brengt in 't licht der Bruiloftzalen.
Hoger blijdschap is er niet,
Maranatha! Jezus komt, zo klinke ons lied.