(798) Heer, Gij openbaart U hem
[1]
Heer! Gij openbaart U, hem die U vertrouwt,
Zo, dat hij Uw beeld steeds heerlijker aanschouwt.
Gij voert Uwe Bruid hier, Heer! van licht tot licht,
Tot haar wachtend' ogen zien Uw aangezicht.
[2]
Als Gij zult verschijnen, in Uw heerlijkheid,
Dan valt ook de sluier, die Uw Majesteit,
Voor haar oog bedekte en dan ziet haar oog?
U in volle schoonheid aan de wolkenboog.
[3]
Hoe zal z' U begroeten als de tijd genaakt,
Dat Uw Bruid U zien zal, zalig en volmaakt!
Hoe zult Gij ontvangen, dierb're Bruidegom,
Die Gij door Uw zoenbloed kocht ten eigendom!
[4]
Zaal'ge openbaring! Wanneer breekt gij aan?
Wanneer zullen wij voor onze Koning staan?
Zie in 't stof ons knielen, Heer! wij roepen 't uit:
Kom, geliefde Bruigom, spoedig tot Uw Bruid!