[1]
Nog juicht ons toe die zaalge nacht,
Waarin 't gestarnt met nieuwe pracht,
En 't Englenheir met nieuwe vreugd,
Zich over Jezus' komst verheugt.
[2]
Hij komt, Die 't beeld des Vaders draagt,
Geboren uit een reine maagd,
Gods Zoon in 't vlees, der Eng'len Heer,
God zelf, Hij komt, elk zing' Hem eer!
[3]
O, Zoon van God! de mens gelijk,
Voor wie verlaat G' Uw troon en rijk,
Voor wie wordt Gij in 't stof verneêrd,
die met een' wenk 't heelal regeert?
[4]
Voor wie? voor heilig' Eng'len? neen!
Die zingen 't heil der aard alleen;
Voor zondaars daalt der Eng'len Heer,
Voor arme zondaars daalt Hij neer.
[5]
Kom, Christenschaar! kom, zingen wij!
Het is voor ons, voor u, voor mij.
Dat God zijn Zoon gegeven heeft,
Het is voor ons, dat Jezus leeft.
[6]
Geloofd zij God, Die ons bemint,
Om U in ons behagen vindt,
En d' aard vervult met Zijn gena',
Geloofd zij God! Halleluja!