[1]
De wereld is gegrondvest op 't Woord van God alleen.
De Geest drong levenwekkend door heel de schepping heen.
Gods spreken bracht de aarde, het land, de zee tot stand.
Wat aan de hemel schittert is 't maaksel van Zijn hand.
[2]
De mens - de kroon der schepping - viel in der zonde macht.
Van toen aan werd de wereld gedompeld in de nacht.
De vloek der schuld verbreidde zich als een donk're zee,
De schepping zucht en siddert, en wij - wij zuchten mee.
[3]
Maar hoor, daar ruist een mare van redding in 't verschiet.
Zelfs eng'len luist'ren mede, al vatten zij het niet.
Hij wil uw schuld vergeven, o mens, wie gij ook zijt,
En biedt u eeuwig leven in volle heerlijkheid.
[4]
Wil op Gods Woord vertrouwen en neem de Heiland aan,
Want voor de schuld der zonden heeft Jezus' bloed voldaan.
O, werp u in Zijn armen, vertrouw aan hem uw lot
En word door Zijn erbarmen genadekind van God.