(942) Wees niet bevreesd
[1]
Wees niet bevreesd, wanneer de nacht gaat vallen.
Wees niet bevreesd, wanneer het donker wordt.
Hier is Mijn hand; wees maar niet bang te vallen,
Ik houd u vast, Mijn macht schiet nooit te kort.
[2]
Wees niet bevreesd, wanneer de
golven stijgen,
zodat het water tot de lippen komt;
want met een wenk doe Ik de winden zwijgen
en zee en aarde liggen als verstomd.
[3]
Wees niet bevreesd, wanneer uw krachten mind'ren,
want in uw zwakheid wordt Mijn kracht volbracht;
Ik doe veel werk, ook voor Mijn zwakke kind'ren,
en alles kunt ge, als ge Mij verwacht.
[4]
Wees niet bevreesd, want Ik zal voor u zorgen.
Denk aan de lelien, mussen, die Ik voed.
Ik ben de God van heden en van
morgen,
de God die leeft en die u leven doet.