(961) Gezang 92
[1]
Heilig, heilig, heilig,
Here God almachtig.
Vroeg in de morgen
wordt U mijn zang gewijd.
Heilig, heilig, heilig,
liefdevol en machtig,
drieënig God, die één in wezen zijt.
[2]
Heilig, heilig, heilig,
al de heil'gen knielen,
neigend hunne kroon
voor de Koning van 't heelal;
ook de heil'ge eng'len
vallen voor Hem neder,
Die was en is en eeuwig wezen zal.
[3]
Heilig, heilig, heilig,
Gij blijft ons verborgen,
wijl' voor zondig' ogen
Uw glans verdwijnt in nacht.
Gij alleen zijt heilig,
geen is Uws gelijke,
volmaakte liefde, heiligheid en macht!
[4]
Heilig, heilig, heilig,
Here God almachtig,
heel de schepping prijst U
in aard' en hemel wijd.
Gij alleen zijt heilig,
liefdevol en machtig,
drieënig God, die één in wezen zijt.