[1]
Gezegend is het meisje dat op de Heer vertrouwd.
Gezegend is de jongen die op de Heiland bouwt.
Hij's als een boom, geplant aan waterstromen,
die vrucht draagt op zijn tijd.
Al wat hij onderneemt gelukt.
Al wat hij onderneemt gelukt.
Hij's als een boom, geplant aan waterstromen,
daarom draagt hij vrucht.
[2]
De man die op de mens vertrouwt komt steeds bedrogen uit.
Hij woont in dorre oorden, ja, in de woestenij.
Hij 's als een kale struik, staand in de steppe,
langzaam droogt hij uit.
Maar wat ik onderneem gelukt.
Maar wat ik onderneem gelukt.
Ik ben een boom geplant aan waterstromen,
daarom draag ik vrucht.
[3]
En in de tijd van droogte dan mijn blaad'ren groen.
Ik merk het niet als hitte komt, mijn blaad'ren blijven groen.
Ik ben een boom geplant aan waterstromen,
daarom draag ik vrucht.
Al wat ik onderneem gelukt.
Al wat ik onderneem gelukt.
Ik ben een boom geplant aan waterstromen,
daarom draag ik vrucht.