[1]
Heer, machtig God, ik loof U
Van Uw grootheid wil ik zingen,
Ja Uw naam, Uw majesteit,
Prijs ik telkens weer, als mijn ogen zien
de wond?ren van ?t heelal.
[2]
Heer, als ?k aanschouw de hemel,
zon en maan en de sterren,
die Uw hand heeft voortgebracht,
wat is dan de mens, dat U aan hem denkt.
Toch ziet U naar mij om
en hebt mijn lief.
[chorus]
Als ik tot U spreek, weet ik dat U hoort,
want U heeft mij lief, geeft mij perspectief.
Ik zing mijn leven lang: U leeft, U leeft!
Dat is wat ?k geloof.
[3]
U maakte mij zo godd?lijk,
?k ben gekroond als een koning.
Al wat leef (mij toevertrouwd),
toont Uw heerlijkheid, uw veelvuldigheid,
ja openbaart Uw macht, Uw scheppingskracht.
[4]
Heer, door Uw Zoon mag ?k leven,
?k mag genieten en U danken.
?k Ben gered, nu koningskind.
Met U op de troon mag ik heerser zijn,
tot alles is volmaakt.
[ending]
Geen vijand meer,
ik triomfeer,
voor eeuwig . . . . . . . . Heer!