[1]
Mijn meester is verrezen,
Hij leeft in werk'lijkheid;
Ik blijf daarin geloven,
als ieder het bestrijdt.
Ik leef van zijn genade,
ik koester m' in zijn licht,
en als ik naar Hem uitzie,
is Hij in 't zicht.
[chorus]
Hij leeft, Hij leeft,
halleluja, Jezus leeft.
Hij zorgt voor mij bij dag en nacht,
Hij is mijn levenskracht.
Hij leeft, Hij leeft,
verlost van zond' en smart!
Wat mij die diepe vreugde geeft:
Hij leeft ook in mijn hart!
[2]
Ik zie in heel de wereld
de teek'nen van zijn trouw;
in smart zal 'k niet vertwijf'len,
indien ik Hem aanschouw.
'k Ben veilig in zijn hoede
in nacht en stormgetij;
de dag van zijn verschijnen
komt naderbij.
[chorus]
Hij leeft, Hij leeft,
halleluja, Jezus leeft.
Hij zorgt voor mij bij dag en nacht,
Hij is mijn levenskracht.
Hij leeft, Hij leeft,
verlost van zond' en smart!
Wat mij die diepe vreugde geeft:
Hij leeft ook in mijn hart!
[3]
Zing dan uw vreugdezangen,
de schoonste die u weet;
wijd Hem uw halleluja's,
o volk, dat naar Hem heet.
Hij troost, die 't bij Hem zoeken,
Hij helpt, wie Hem ontmoet,
neen, niemand is zo vriend'lijk,
zo trouw en goed.
[chorus]
Hij leeft, Hij leeft,
halleluja, Jezus leeft.
Hij zorgt voor mij bij dag en nacht,
Hij is mijn levenskracht.
Hij leeft, Hij leeft,
verlost van zond' en smart!
Wat mij die diepe vreugde geeft:
Hij leeft ook in mijn hart