(261) Jezus, Hij kwam
Ik ben zo dankbaar om ons leven te geven

[1]
Jezus, Hij kwam
om ons leven te geven,
daarom verliet
Hij zijn vaderlijk huis.

Hij gaf aan mij
het eeuwige leven
door te sterven aan het kruis.
[2]
Ik zie nu zijn tranen
en zie nu zijn wonden.
Ik zie nu het bloed
dat Hij gaf voor mij.

Dat bloed wast mij schoon
en bevrijdt van zonde.
Prijs de Heer; nu ben ik vrij!
[chorus]
Ik ben zo dankbaar, Heer
voor wat U heeft gedaan.
En heel mijn hart aanbidt
uw heil'ge naam.

En Heer, ik hou van U,
want U hield eerst van mij.
Uw liefde tilt mij op
en maakt mij vrij.
[3]
Uit liefde droeg Jezus
de straf van mijn zonden.
Hij droeg die straf zelfs
tot diep in de dood.

Nu houdt de dood
mij niet langer gebonden,
ook al was mijn zonde groot.
[4]
Want Hij is niet lang
in het graf gebleven.
De dood kon onmoog'lijk
Gods liefde verslaan.

Nu troont Hij als Koning
en Heer van het leven.
Heel de schepping
roept zijn naam.