(28) Twaalf verspieders gingen naar Kanaan

[1]
Twaalf verspieders gingen naar Kanaän.
Tien waren slecht, twee waren goed!
Wat gingen zij daar zien in Kanaän?
Tien waren slecht, twee waren goed!

Tien zagen reuzen, van die forse,
d'and'ren zagen druiventrossen.
Twee die zagen God in Kanaän.
Tien waren slecht, twee waren goed!