(4) Lied 4
Wij eten weer het bitter brood
[1]
Wij eten weer het bitter brood
om te gedenken aan de dagen
dat Gij Egypte hebt geslagen
met de verschrikking van de dood.
[2]
Engel des doods, ga ons voorbij.
Zie op het bloed dat als teken
aan onze deurpost is gestreken.
Engel, ga onze deur voorbij.
[3]
Wij eten haastig in de nacht
kruiden en ongezuurde broden.
Wij doen wat Gij ons hebt geboden,
wij eten 't lam door ons geslacht.
[4]
Wij staan reisvaardig tot de tocht
naar 't goede land van Jacobs kinderen.
Geen Rode Zee kan meer verhinderen
die van de dood zijn vrijgekocht.
[5]
Doe Gij ons door het water gaan
en laat uw wolkkolom ons richten,
uw vuurkolom ons 's nachts verlichten!
Maak onze voet een vaste baan!
[6]
Neem onze reisstaf in uw hand
en wijs ons weer, als in de dagen
dat Gij Egypte hebt geslagen,
de weg naar het beloofde land.