(41) Lied 41
De Here, de heerser der aarde
[1]
De Here, de heerser der aarde,
zegt: Isra?l, Isra?l,
eens zal u de wereld aanvaarden
en weten, waarom Ik u spaarde.
Dan komt, zonder stokken of zwaarden,
men tot u: Het ga u wel!
[2]
Eens zullen de mensen het weten
en roepen van stad tot stad:
De God op de Sion gezeten
is de Enige! Laat ons vergeten
de haat onzer twisten en veten
en gaan wij nar Hem op pad!
[3]
God zegt: In het laatste der dagen,
dan zullen, o Isra?l,
de volken u vinden en vragen:
vergeef wie u hebben geslagen!
en Ik zal hen met zich doen dragen
mijn zegen, het ga hun wel.
[4]
Eens zullen zij een uit de joden
aangrijpen, die in hun waan
zich aan u vergrepen, u doodden,
en zeggen: Ach, zie onze noden;
met u is de God aller goden,
o mens, laat ons met u gaan!
[5]
Eens zullen de volken u eren,
o volk dat Ik heb gesticht;
eens zullen die 't aardrijk regeren
tot Mij en elkaar zich bekeren,
dan wordt in mijn stad, spreekt de Here,
't verzoeningsmaal aangericht.