(46) Lied 46
Kwam van Godswege
[1]
Kwam van Godswege
een man in ons bestaan,
een stem om te getuigen,
Johannes was zijn naam.
Man van Godswege,
Johannes was zijn naam.
[2]
Zo staat geschreven:
de heuvel moet geslecht,
geen kwaad mag zijn bedreven,
maak alle paden recht.
Zo staat geschreven:
maak alle paden recht.
[3]
Doper, wat liep je
in kemelharen pij,
als een profeet, wat riep je
daar in die woestenij?
Doper, wat riep je
daar in die woestenij?
[4]
Dat wij omkeren,
verlaten ons domein,
beleven 't woord des Heren
en niet weerbarstig zijn.
Dat wij omkeren
en niet weerbarstig zijn.
[5]
Doper, wat moeten
wij doen totdat Hij komt?
In hoop en vrees doet boete,
gelooft in zijn verbond.
Doper wat moeten
wij doen totdat Hij komt?
[6]
Deelt met elkander
het brood van alledag,
opdat in u de ander
Gods heil aanschouwen mag.
Deelt met elkander
het brood van deze dag.
[7]
Volk uitverkoren
om eeuwig te bestaan,
een kind wordt u geboren,
Messias is zijn naam.
Kind ons geboren,
Messias is uw naam.