(252) Ik zie in zoveel dingen
252
[1]
Ik zie in zoveel dingen
de vingers van Gods hand -
Hij zaait zijn zegeningen,
de wereld is zijn land.
Al ligt het zaad verborgen,
ik weet wel dat het wacht,
wacht op de zon die morgen
verrijst in volle pracht!
[2]
De bloesems aan de bomen,
de vogels in de lucht,
die zingen: God zal komen,
de Geest geeft goede vrucht!
Het woord is uitgesproken,
het zaad valt wereldwijd -
uw lente is ontloken,
de grote zomertijd.
[3]
Al woekert nog het onkruid,
al wordt het zaad vertrapt,
God rukt het kwaad de grond uit,
het brandhout wordt gekapt;
de maaiers zullen scheiden
het koren van het kaf,
de Zaaier zal bevrijden
de garven uit hun graf.
[4]
Ik zie in zoveel dingen
de handen van de Heer,
ik zal, ik moet wel zingen
en zingend zie ik méér:
het zaad groeit zienderogen,
de halmen opgericht.
Lof zij God in den hoge -
de oogst is levenslicht!