(65) Lied 65
Het graan slaapt in de aarde
[1]
Het graan slaapt in de aarde
en 't hemels koninkrijk,
verborgen in de wereld,
is aan het graan gelijk.
[2]
Nadat het uitgestrooid is,
wisselen dag en nacht.
Geen weet hoe het gegroeid is:
het draagt vanzelve vrucht.
[3]
De halm groeit in de vore,
en in die halm de aar,
en in die aar het koren:
het wordt vanzelve zwaar.
[4]
Wanneer het koren rijp is,
laat God de sikkel slaan,
omdat zijn koninkrijk is
geborgen in het graan.