[1]
Christus heeft voor ons geleden
als een beeld van ons bestaan,
dat wij zover zouden gaan
in zijn voetstappen te treden.
[2]
Die geen zonde heeft bedreven,
uit wiens mond niet is gehoord
enig onvertogen woord,
maar de adem van het leven.
[3]
Die wanneer Hij werd geslagen,
zelfs zijn mond niet opendeed,
die niet dreigde als Hij leed,
maar het zwijgend heeft verdragen.
[4]
Die de zonden heeft gekorven
in zijn lichaam aan het hout,
dat gij Gode leven zoudt,
aan de zonde afgestorven.
[5]
Door wiens striemen gij genezen,
door wiens dood gij levend zijt,
levend in rechtvaardigheid,
taal en teken van Gods wezen.
[6]
Als eertijds verdoolde schapen
thans den Herder toegewijd,
die u in de waarheid weidt.
Uw Bewaarder zal niet slapen.
[7]
Ja, de Heer zal u bewaren,
Hij de Herder, Hij het Lam,
die voor u ter aarde kwam,
die voor u is opgevaren!