[1]
Als God al voor de zijnen kiest,
wie is er ons dan tegen?
Die tegen is, kiest voor verlies.
Wij winnen door Gods zegen.
[2]
De Heer gaf niet ons eigen loon,
Hij heeft zich zelf gegeven.
Hij spaarde niet zijn een'ge Zoon,
opdat wij zouden leven.
[3]
God spreekt ons vrij
van onze schuld.
Wie kan ons nog berechten?
Hij koos ons uit met groot geduld,
de goeden èn de slechten.
[4]
Nu Christus' dood tot leven strekt,
hoe treft ons dan het lijden?
Wat meer is: Hij is opgewekt,
niets kan ons van Hem scheiden!
[5]
De Heer zit
aan Gods rechterhand.
Hij zal steeds voor ons pleiten.
Hij weet wat mensen overmant.
Wie zal ons nog verwijten?
[6]
Geen kracht, geen macht,
geen maat of tijd,
niets doet Hem van ons wijken.
God blijft getrouw in eeuwigheid.
Nooit zal zijn trouw bezwijken.
[7]