[1]
Dit is de dag, die God ons schenkt,
waaraan thans ieder christen denkt;
hem viere, wat in 't groot heelal
door Jezus is en wezen zal.
[2]
Men had Hem eeuwen lang verwacht;
en toen Gods tijdperk was volbracht,
toen zond Hij van zijn hoge troon
het heil der wereld ons, zijn Zoon.
[3]
O Gij ons heil, ons hoogste goed,
Gij werd een mens van vlees en bloed,
werd onze broeder, en door U
zijn wij Gods eigen kind'ren nu.
[4]
Als ik dit wonder vatten wil,
dan wordt mijn geest van eerbied stil,
aanbidt het, maar doorgrondt het niet,
dat zo de liefde Gods geschiedt.
[5]
U, die voor ons geboren zijt,
U zij ons hart, ons lied gewijd.
Wij voegen juichend onze stem
bij 't englenheir van Bethlehem.
[6]
Geloofd die komt in 's Heren naam!
Wij christ'nen zeeg'nen U te zaam,
U, vredevorst, der vaadren wens,
U zaligmaker, God en mens!
[7]
Roem, hemel, die geboortedag,
de schoonste, die de wereld zag;
juich, aarde, nu ge uw koning ziet,
zing Hem een nooit gezongen lied.
[8]
Dit is de dag, die God ons schenkt,
waaraan eens heel de wereld denkt;
hem viere, wat in 't groot heelal
door Jezus is en wezen zal.