(162) Lied 162
Omdat Hij niet ver wou zijn
[1]
Omdat Hij niet ver wou zijn
is de Heer gekomen.
Midden in wat mensen zijn
heeft Hij willen wonen.
Midden onder u staat Hij die gij niet kent.
Midden onder u staat Hij die gij niet kent.
[2]
Overal nabij is Hij
mens'lijk allerwegen.
Maar geen mens herkent Hem, Hij
wordt gewoon verzwegen.
Midden onder u staat Hij die gij niet kent.
Midden onder u staat Hij die gij niet kent.
[3]
God van God en licht van licht
aller dingen hoeder
heeft een menselijk gezicht
aller mensen broeder.
Midden onder u staat Hij die gij niet kent.
Midden onder u staat Hij die gij niet kent.
[4]
Wilt daarom elkander doen
alle goeds geduldig.
Weest elkaar om zijnentwil
niets dan liefde schuldig.
Midden onder u staat Hij die gij niet kent.
Midden onder u staat Hij die gij niet kent.
[5]
Weest verheugd, van zorgen vrij:
God die wij aanbidden
is ons rakelings nabij,
wonend in ons midden.
Midden onder u staat Hij die gij niet kent.
Midden onder u staat Hij die gij niet kent.