[1]
Den Heer wil ik prijzen
en ere bewijzen,
wiens dappere hand
heeft ruiter en wagen
verdreven, verslagen,
gewenteld in 't zand.
[2]
De Heer is mijn leven,
de Heer heeft gegeven
zijn lof in mijn mond.
Hij schenkt mij, mijn Koning,
zijn veilige woning,
zijn heilig verbond.
[3]
Gij overste Rechter,
Gij krachtigste vechter,
uw naam is zo zoet:
o Jesu Gods Zone,
Gij velt van den trone
den drijver verwoed!
[4]
Maar ons zult Gij planten
als levende planten,
o Heer, in uw hof.
Uw scepter zal blijven,
uw rijk zal beklijven
met eeuwige lof.
[5]
Gods Zone wilt loven,
Gods Zoon van hier boven
heeft wonder gedaan;
aanhoort deze tijding
en laat de bevrijding
u niet meer ontgaan!