(283) Lied 283
Gij zijt de zin van wat wij zijn
[1]
Gij zijt de zin van wat wij zijn,
de hartsfontein
die water geeft
dat leven is voor al wat leeft.
[2]
Gij gaat in 't donker voor ons uit
en niemand stuit
uw grote gang
de eeuwen door, een wereld lang.
[3]
Al dwalen we ook ten dode af
tot over 't graf,
voorgoed zijt Gij
ons met uw tederheid nabij.
[4]
Wij keren allen tot U weer,
beminde Heer
en grote God.
Hoe liefelijk is dan ons lot.
[5]
Als alles nieuw wordt voor ons oog,
de hemel hoog,
de aarde wijd
glanzen van onvergank'lijkheid.
[6]
Als in het vorstelijke licht
voor uw gezicht
wij blinkend staan
met witte waarheid aangedaan.