[1]
Laat komen, Heer, uw rijk,
uw koninklijke dag,
toon ons uw majesteit,
Messias, uw gezag!
[2]
Waar blijft het overlang
beloofde land van God,
waar liefd' en lofgezang
verdrijven leed en dood?
[3]
Dat land, het ons vanouds
vertrouwde Kana?n,
waar God zijn stad herbouwt;
Sion, waar zijt ge dan?
[4]
Zal ooit een dag bestaan
dat oorlog, haat en nijd
voorgoed zijn weggedaan,
in deze wereldtijd?
[5]
Dat alle tyrannie
eens zal geleden zijn?
O sabbath Gods! En zie,
dan zal het vrede zijn!
[6]
Wij bidden, Heer, sta op
en kom in heerlijkheid!
Op U staat onze hoop
die onze Herder zijt!
[7]
Uw schapen zijn in nood,
uw naam wordt niets geacht...
men breekt uw volk als brood,
men heeft ons opgejaagd.
[8]
De nacht is als een graf,
ontij heerst in het rond.
Kom van de hemel af,
o Ster van Gods verbond!