(278) O volk, verdwaald, verloren
278
[1]
O volk, verdwaald, verloren,
vrees niet, zie hier: uw Knecht!
God heeft Hem uitverkoren,
zijn Geest op Hem gelegd.
Hij die de volken richt,
Hij roept niet uitgelaten,
Hij schreeuwt niet langs de straten,
zijn stem is als het licht.
[2]
Hij komt - Hij zal niet breken
het eens geknakte riet,
Hij komt uw licht ontsteken,
wat kwijnt, dat dooft Hij niet!
Die trouw en recht betracht,
zijn vlam zal niemand doven,
Hijzelf wordt niet gebroken
zolang de wereld wacht.
[3]
Zo zegt uw God, de Here
die aard' en hemel schiep,
die mens en dier formeerde
en u tot leven riep:
Ziehier, Ik heb mijn Knecht
al bij de hand genomen,
in Hem zal tot u komen
mijn liefde en mijn recht.
[4]
Hij zal de volken wezen
een altijd brandend licht!
Gij blinden zult genezen,
ontvangt een nieuw gezicht!
Geboeiden, heft uw hoofd -
want uit de nacht van lijden
zal stralend u bevrijden
het licht dat Hij belooft!