[1]
Heer die overwint
en ons zijt voorgegaan,
uw kerk is als een kind
dat wacht om op te staan.
[2]
Gij die de waker zijt
en grote wondren doet,
Gij komt, maar kom op tijd,
voordat zij slaapt voorgoed.
[3]
Ja?rus' dochter sliep,
Gij hebt haar aangeraakt
en toen uw stem haar riep
is zij tot U ontwaakt.
[4]
Wij zijn het wachten moe
en klagen met misbaar:
zij slaapt ten dode toe,
kom, leg uw hand op haar!