(338) Lied 338
O God, die naar uw strenge wet
[1]
O God, die naar uw strenge wet
het onboetvaardige geslacht
eens door de zondvloed hebt gestraft,
maar Noach in de ark gered,
[2]
die Farao verdrinken deed,
toen hij verstokt was van gemoed,
maar Isra?l met droge voet
deed uitgaan door de Rode Zee,
[3]
die in uw Zoon aan ons gelijk
het water van de doodsjordaan
over zijn hoofd hebt laten gaan,
zalige zondvloed tot ons heil,
[4]
laat in dit water van de doop
de kinderen die Gij ons geeft,
bij Jezus Christus ingelijfd
begraven worden in zijn dood,
[5]
dat zij, tot leven opgestaan
met die hen voorging in de dood,
kruisdragend in geloof en hoop
en liefde, vrolijk verder gaan,
[6]
en in hun laatste ogenblik,
het oog alleen op U gericht,
voor Jezus Christus in 't gericht
getroost verschijnen zonder schrik,
[7]
door Jezus Christus onze Heer,
die, met de Vader en de Geest
een enige God, voor eeuwig leeft
en tot in eeuwigheid regeert.