[1]
Hier is een stad gebouwd
overal om ons heen,
huizen en bomen en
mensen van licht en steen.
[2]
Huizen van vrede voor
mensen van vlees en bloed.
Veilig onveilig, zo
leven zij bitterzoet.
[3]
Overal haast en ver-
keer dat geen richting heeft,
wolken lawaai als een
vuur dat geen warmte geeft.
[4]
Woorden gaan over en
weer, waar de mensen zijn.
Woorden zijn lief en leed,
rouw en geboortepijn.
[5]
Iedereen wil wel een
ander, maar weet niet hoe.
Iedereen gaat zo zijn
weg, wie weet waar naar toe.
[6]
Mensen gaan twee aan twee,
overvloed en woestijn,
zoeken een woning en
willen geborgen zijn.
[7]
Een stad is man en vrouw,
opstaan en slapen gaan,
mensen die dagelijks
doodgaan en voortbestaan.
[8]
Leven is liefde doen,
gaan in het oude spoor:
mensen zijn vader en
zoon, en dat gaat maar door.
[9]
Leven is overal
tussen fabrieken en flat
bloemen en kinderspel,
licht op muziek gezet.
[10]
Is er een stad zonder
dood zonder duisternis,
komt er een stad waar de
zon niet meer nodig is?