[1]
Eens breekt in mij het zilv'ren koord,
dan wordt mijn aardse zang verstoord,
maar op volmaakter, schoner wijs,
klinkt dan mijn lied in 't paradijs.
[chorus]
O, wat zal 't zijn, volmaakt en rein,
voor eeuwig met de Heer te zijn,
als ook mijn lied Hem hulde biedt!
Nee, zulk een sterven vrees ik niet.
[2]
Eens wordt verbroken 't aardse huis
en leg ik af mijn pelgrimskruis,
en dan wacht mij - wat zalig lot! -
een woning, een gebouw van God.
[chorus]
O, wat zal 't zijn, volmaakt en rein,
voor eeuwig met de Heer te zijn,
als ook mijn lied Hem hulde biedt!
Nee, zulk een sterven vrees ik niet.
[3]
O, soms vervult door stille smart
het heimwee naar die plaats mijn hart;
maar 'k weet, mijn werk hier moet gedaan
en eerst als God roept, mag ik gaan.
[chorus]
O, wat zal 't zijn, volmaakt en rein,
voor eeuwig met de Heer te zijn,
als ook mijn lied Hem hulde biedt!
Nee, zulk een sterven vrees ik niet.
[4]
Straks breekt de gulden lamp
aan stuk;
voorbij is dan al 't aards geluk;
maar, halleluja, dan begint
volmaakt het leven voor Gods kind.
[chorus]
O, wat zal 't zijn, volmaakt en rein,
voor eeuwig met de Heer te zijn,
als ook mijn lied Hem hulde biedt!
Nee, zulk een sterven vrees ik niet