[1]
En zij komen van oost
en zij komen van west,
liggen aan in het koninkrijk Gods.
Samen, rijken en armen, veracht of geƫerd
liggen aan in het koninkrijk Gods.
[2]
En niemand vraagt naar slecht of goed
als 't kleed maar rein is door het bloed.
En zij komen van oost
en zij komen van west,
liggen aan in het koninkrijk Gods.
[3]
En zij komen van oost
en zij komen van west:
liggen aan in het koninkrijk Gods.
Daar begroet door de Vader
op 't eeuwige feest
liggen z' aan in het koninkrijk Gods,
[4]
met zwart of bruin of blank gezicht;
de huidskleur is van geen gewicht.
En zij komen van oost
en zij komen van west:
liggen aan in het koninkrijk Gods.
[5]
En zij komen van oost
en zij komen van west:
liggen aan in het koninkrijk Gods.
Na de grote verdrukking in eeuwige rust
liggen z' aan in het koninkrijk Gods.
[6]
Van ieder ras, uit elk geslacht
zijn ze allen hier tesaam gebracht.
Zie van oost en van west
en van noord en van zuid
liggen z' aan in het koninkrijk Gods.