(322) Dankt, dankt de Heer
322
[1]
Dankt, dankt de Heer!
Wij danken de Heer,
want Hij ontfermt zich,
zijn goedertierenheid
duurt tot in eeuwigheid,
duurt tot in eeuwigheid,
duurt tot in eeuwigheid,
[2]
Looft, looft de Heer!
Mijn ziel, loof de Heer!
Zijn pad is wijsheid,
zijn werk is wonderbaar
en ondoorgrond'lijk groot,
en ondoorgrond'lijk groot,
en ondoorgrond'lijk groot.
[3]
Hoog is de Heer;
verheven zijn troon;
zijn naam is heilig
zijn macht en heerschappij
duurt tot in eeuwigheid,
duurt tot in eeuwigheid,
duurt tot in eeuwigheid.