[1]
God is zo groot, oneindig groot,
God is zo groot, oneindig groot.
God is zo groot, oneindig groot,
God is zo groot, oneindig groot.
[2]
Hij gaf ons de wind,
de zee en het zand,
de zon en de bloemen,
de sneeuw op het land.
Van 's morgens tot 's avonds,
het hele jaar door
verkondigt de schepping in koor:
[3]
Wat God aan ons geeft
is nieuw elke dag;
van mooie zonsopgang,
tot heldere nacht.
De dauw in de morgen,
het daglicht breekt door;
zing mee met de schepping in koor!
[4]
Voor kleuren en klanken,
voor dans en muziek;
wij willen Hem danken
voor al wat Hij schiep.
Wij zingen:
God is zo groot, oneindig groot,
God is zo groot, oneindig groot.
God is zo groot, oneindig groot,
God is zo groot, oneindig groot.