[1]
(v) Toen U bad werd brood vermeerderd,
toen U sprak, de storm gesust;
met een blik gaf U bewogen
aan de hopelozen rust.
(v) Door uw hand genas U duizenden
en uw roep versloeg de dood.
Door uw Woord vluchtten demonen,
met een zegen brak U brood.
[chorus]
Liefde, tastbaar, God zo nabij,
vul mijn hart en spreek door mij:
al wat ik doe komt U toe.
[2]
(m) Als een Lam zou U niet klagen,
toen U stil de kruisweg liep,
zo vernederd en geslagen
door de hand van die U schiep.
(m) Toen de hel was losgebroken
leek de nederlaag nabij,
maar U riep: 'Vader vergeef hen';
zo droeg U de straf voor mij.
[3]
Ik wil geven aan de armen,
voor de waarheid wil ik staan,
steeds bereid mijn kruis te dragen,
en de wereld in te gaan.
En ik bid: vul zo mijn leven
met uw vrede, Geest en vuur,
dat ik U mijn dank zal geven,
zelfs nog in mijn laatste uur.