(684) Adembenemend
[1]
Uw majesteit is onaantastbaar,
niemand is aan U gelijk.
Onvolprezen, zonder weerga,
koning van het hemelrijk.

Oorverdovend als de donder,
helder als een bliksemschicht.
Oogverblindend is de luister
van uw heilig aangezicht.
[2]
Toch bent U niet onbereikbaar;
door uw Geest woont U in mij.
U bent alomtegenwoordig:
overal altijd nabij.
[chorus]
U bent adembenemend,
eindeloos mooi,
overstijgt wat een mens
ooit heeft gezien, gehoord, bedacht.

U bent meer dan bijzonder,
buitengewoon.
Niets is vergelijkbaar
met uw majesteit en pracht.
[3]
Uw werken zijn verbazingwekkend,
schoonheid die de schepping vult.
Onuitspreek'lijk is de grootsheid
waarmee U zich heeft omhuld.

Ondoorgrond'lijk zijn uw wegen,
onvoorstelbaar is uw macht.
Uw gedachten zijn ongrijpbaar,
ontzagwekkend is uw kracht.
[4]
Toch bent U niet onbereikbaar;
door uw Geest woont U in mij.
U bent alomtegenwoordig:
overal altijd nabij.
[5]
Uw wijsheid is onovertroffen
en uw woord zal nooit vergaan.
Uw rechtvaardigheid onwrikbaar,
eeuwig blijft uw trouw bestaan.

Onweerstaanbaar is uw liefde,
uw genade ongekend.
Here, U bent onbeschrijflijk,
want U bent wie U bent.