[1]
Eén is God alleen,
twee is het allereerste
mensenpaar,
drie is de Vader,
de Zoon en de Geest,
vier de seizoenen van het jaar.
Vijf zijn de broden
die de Heer verdeelde,
zes stenen vaten
waarin water werd tot wijn,
zeven dagen om de Heer
te danken, ?k ben zo blij dat ik
Zijn kind mag zijn.
[2]
Eén is God alleen,
twee stenen tafelen
die Hij Mozes gaf,
drie zijn de Vad?ren van Israël,
vier dat is vijf met één eraf.
Vijf gladde stenen
in de hand van David,
zes zijn de dagen
waarin God de wereld schiep,
zeven de rustdag
die Hij gaf voor iedereen,
en één is God alleen.