[1]
Heel mijn leven geef 'k aan Jezus,
al mijn liefde, al mijn tijd;
dag aan dag zoek ik de zegen
van zijn tegenwoordigheid.
[chorus]
Alles geef ik U; alles geef ik U.
Heel mijn wezen, heel mijn leven
geef ik Heer, aan U.
[2]
Heel mijn leven geef 'k aan Jezus,
need'rig kniel ik voor Hem neer;
van mijn zelfzucht doe ik afstand
en ik bid: "Aanvaard mij, Heer".
[chorus]
Alles geef ik U; alles geef ik U.
Heel mijn wezen, heel mijn leven
geef ik Heer, aan U.
[3]
Heel mijn leven geef 'k aan Jezus,
om zijn eigendom te zijn;
in mij gaat zijn Geest getuigen,
dat ik kind van God mag zijn.
[chorus]
Alles geef ik U; alles geef ik U.
Heel mijn wezen, heel mijn leven
geef ik Heer, aan U.
[4]
Heel mijn leven geef 'k aan Jezus,
en ik voel de heil'ge gloed,
die het wonder der verlossing
in mijn wezen werkt en doet.
[chorus]
Alles geef ik U; alles geef ik U.
Heel mijn wezen, heel mijn leven
geef ik Heer, aan U.
[5]
Heel mijn leven geef 'k aan Jezus,
en het wordt door Hem gewijd;
door zijn kracht, zijn trouw en liefde
is zijn zegen daag'lijks feit.
[chorus]
Alles geef ik U; alles geef ik U.
Heel mijn wezen, heel mijn leven
geef ik Heer, aan U